Inhoudstafel
https://www.youtube.com/watch?v=cDA3_5982h8
Soms heb je een bepaalde waarde doorheen de programmacode meer dan één keer nodig. In dat geval kun je i.p.v. die waarde steeds opnieuw te berekenen, de waarde opslaan in een variable en dan de naam van de variabele gebruiken om deze waarde terug op te roepen.
Je kan een variabele zien als een koffertje waar je 1 waarde is steekt. Je loopt door de code en soms doe je het koffertje terug open om te kijken welke waarde je erin gestoken hebt.
Stel je verdient 10 euro per dag, en wil berekenen hoeveel je per maand en per jaar verdient.
print('Op een maand verdien je:')
print(10 * 30)
print('Op een jaar verdien je:')
print(10 * 30 * 12)
We kunnen de berekening ook in een variabele steken.
Dit zorg ervoor dat de computer minder berekeningen moet doen (1 maal 10 * 30
in plaats van 2 maal) en dus dat je programma sneller zal uitvoeren.
Ook maakt die je code overzichtelijker
maandLoon = 10 * 30
print('Op een maand verdien je:')
print(maandLoon)
print('Op een jaar verdien je:')
print(maandLoon * 12)
Je kan je code nog overzichtelijker maken door al je berekeningen in een variabele te steken.
maandLoon = 10 * 30
jaarloon = maandloon * 12
print('Op een maand verdien je:')
print(maandLoon)
print('Op een jaar verdien je:')
print(jaarloon)
👁️ Bekijk als herhaling dit filmpjes: